Developing a Tool for Selection for Medical School

A search for academic and non-academic parameters to predict future medical school performance.

Samenvatting proefschrift Louise C. Urlings-Strop

Erasmus MC, Rotterdam, 10 oktober 2018 
Promotor: Prof. dr. A.P.N. Themmen
Co-promotor: Dr. K.M. Stegers-Jager

Voor de studie geneeskunde melden zich al tientallen jaren meer studenten aan dan er studieplaatsen zijn bij de medische faculteiten. Sinds de jaren ’70 vond in Nederland de verdeling van de studieplekken plaats via een gewogen loting. Eind jaren ’90 ontstond over die loting een publiek debat naar aanleiding van de uitloting tot driemaal toe van een briljante scholiere. Uiteindelijk raakte ook de politiek ervan overtuigd dat naast loting wellicht selectie aan de poort een mogelijkheid biedt studenten te selecteren.

Wereldwijd worden al veel langer studenten geselecteerd voor geneeskunde. Er zijn diverse selectieprocedures ontwikkeld, zoals het afnemen van interviews, het afnemen van toelatings- en persoonlijkheidstesten en diverse testen die de bepaalde gewenste individuele competentie testen. Het bewijs dat deze methoden studenten opleveren die inderdaad beter presteren, laat staan betere, meer professionele artsen is beperkt.

Vanaf 2000 mochten de medische faculteiten in Nederland bij wijze van experiment zelf hun studenten selecteren (de zogenoemde decentrale selectie), naast toelating via de gewogen loting. Dit bood een unieke mogelijkheid om de validiteit van de gekozen selectieprocedure te onderzoeken door de resultaten van de geselecteerde studenten te vergelijken met die van de ingelote studenten waar in dit proefschrift dan ook gebruik van wordt gemaakt.

In het Erasmus MC werd een selectieprocedure ontwikkeld waarin niet-academische en academische vaardigheden werden beoordeeld. In de eerste, geheel schriftelijke, fase van de selectie werden niet-academische vaardigheden beoordeeld door naar de deelname van de kandidaat aan buitenschoolse activiteiten te vragen. In de tweede fase stonden de academische studievaardigheden centraal. Kandidaten volgden een college gevolgd door tests, onder andere over een vooraf opgegeven medisch onderwerp. Een soort proefstuderen.

In dit proefschrift worden de resultaten weergegeven van deze vergelijking tussen geselecteerde en ingelote studenten. Opvallende uitkomsten waren dat de geselecteerde studenten significant minder uitvielen tijdens de eerste jaren van de opleiding en, heel opmerkelijk, hogere cijfers haalden in de coschappen. Deze verschillen konden niet worden verklaard door het geslacht van de deelnemers, noch hun gemiddeld eindexamencijfer. Geselecteerde studenten waren weliswaar significant ouder, echter dit is maar 4 maanden wat niet klinisch relevant wordt geacht.

Het waargenomen verschil in uitval tussen de geselecteerde en ingelote groep bestond gedeeltelijk al voor de start van de selectieprocedure (zelfselectie) en gedeeltelijk kan dit worden toegeschreven aan selectie op basis van academische criteria in de tweede selectiestap. Het significant hogere cijfer in de klinische fase kan vooral verklaard worden met de niet-academische vaardigheden, uitgevraagd in de tweede selectiestap. Met name dat laatste lijkt bijna geheel terug te voeren op het doen van extracurriculaire activiteiten vóór de studie en dit vol te houden tijdens de studie. Echter ingelote studenten die tijdens de studie extracurriculaire activiteiten zijn gaan doen, hebben geen hoger cijfer in de coschappen. Dit ondersteunt de keuze voor het gebruik van extracurriculaire activiteiten bij selectieprocedures.

Uiteindelijk heeft dit onderzoek er mede toe bijgedragen dat loting als toelatingsinstrument tot een studie sinds 2017 geheel is verlaten en studenten voor numerus fixus opleidingen door de universiteiten zelf worden geselecteerd.