Advances in bronchoscopic lung volume reduction

Samenvatting proefschrift Jorrit Welling

Rijksuniversiteit Groningen, 11 mei 2020
Promotores: Prof. dr. D.J. Slebos en prof. dr. H.A.M. Kerstjens
Copromotor: dr. Jorine Hartman

Bronchoscopische longvolumereductie is een relatief nieuwe vorm van behandeling voor patiënten met ernstig COPD. Het doel van deze behandelingen is om het toegenomen residuaal volume te verminderen, wat zorgt voor een verbetering van symptomen en kwaliteit van leven.

Niet elke patiënt met COPD kan in aanmerking komen voor deze behandeling, en ook de resultaten verschillen erg tussen patiënten. Het doel van dit proefschrift was om de patiënt selectie voor bronchoscopische longvolumereductie behandelingen te verbeteren en om beter vast te stellen of patiënten een daadwerkelijk klinisch relevant behandeleffect hebben behaald.

Belangrijkste bevindingen

Het blijkt dat slechts één op de vijf COPD patiënten die worden verwezen voor bronchoscopische longvolumereductie in aanmerking komt voor de huidige beschikbare interventies, wat aangeeft dat het van belang is om te investeren in de ontwikkeling van nieuwe behandelingen. Daarnaast suggereert onze data dat bronchoscopische longvolumereductie behandeling is geassocieerd met een significante overlevingswinst. In één van de uitgevoerde onderzoeken in dit proefschrift werd een nieuwe methode geïntroduceerd om de zuurstofopnamecapaciteit van individuele longkwabben te bepalen. De te meten longkwab wordt hierbij afgesloten middels een ballonkatheter, waarna wordt gemeten hoe snel de zuurstofconcentratie in de longkwab daalt. Dit kan een waardevolle bijdrage leveren aan de identificatie van de minst functionele longkwab en dus het selecteren van het beste behandeldoel.

Daarnaast lieten twee studies in dit proefschrift zien dat het meten van interlobaire collaterale ventilatie, een essentiële meting voorafgaand aan bronchoscopische longvolumereductie met éénrichtingsventielen, sneller en makkelijker uit te voeren is onder narcose dan onder sedatie. Deze meting is oorspronkelijk gevalideerd bij patiënten onder sedatie, die spontaan ademden (niet beademd werden). In de praktijk bleek het echter lastig om deze meting onder sedatie uit te voeren: vaak traden er problemen op door hoesten van de patiënt, wat het op de juiste plaats houden van de katheter tijdens de meting lastig maakt, of waren er problemen met het stabiel houden van de diepte van sedatie. We hebben in zowel een retrospectieve als prospectieve studie laten zien dat het meten van interlobaire collaterale ventilatie onder narcose sneller en makkelijker uit te voeren is in vergelijking met de meting onder sedatie, zonder dat dit negatieve invloed heeft op de uitkomsten van de meting. Dit ondersteunt de huidige praktijk om zowel deze meting als de behandeling in een aansluitende sessie onder narcose te verrichten.

Tot slot werden voor twee belangrijke uitkomstparameters: longvolume reductie gemeten op CT-scan en een kwaliteit van leven vragenlijst (St. George’s Respiratory Questionnaire) nieuwe afkapwaarden (Minimal Important Differences) geïntroduceerd om te kunnen bepalen wat een relevant behandeleffect is.

Conclusie

Met de studies beschreven in dit proefschrift hebben we nieuwe inzichten verkregen in en bijgedragen aan de ontwikkeling van bronchoscopische longvolumereductie behandelingen bij patiënten met ernstig emfyseem. Deze studies bieden de clinicus handvaten om de juiste patiënten te selecteren voor bronchoscopische longvolumereductie behandelingen en bieden nieuwe inzichten in de beoordeling en identificatie van patiënten met een klinisch relevante verbetering na de bronchoscopische longvolumereductie behandeling.

Download hier het volledige proefschrift