Assessment of inflammatory activity in sarcoïdosis
Samenvatting proefschrift Rémy Mostard
Universiteit Maastricht, 12 oktober 2012
Promotor: Prof. dr. M. Drent
Dr. M.J.P.G. van Kroonenburgh
Het vaststellen van inflammatoire activiteit bij sarcoïdose kan prognostische en therapeutische implicaties hebben en kan tevens nuttig zijn voor het monitoren van het ziektebeloop. Een gestandaardiseerde benadering voor het vaststellen van inflammatoire activiteit is dus van groot belang.
In de praktijk wordt voor het vaststellen van inflammatoire activiteit bij sarcoïdose vooral gebruik gemaakt van klinische parameters, zoals veranderingen in longfunctiewaarden en radiologische bevindingen. Daarnaast worden vaak serologische inflammatoire markers bepaald, zoals angiotensin- converting enzyme (ACE), neopterine, C-reactive protein (CRP) en soluble interleukine-2 receptor (sIL-2R). Bij nieuw gediagnosticeerde, symptomatische sarcoïdosepatiënten en bij sarcoïdosepatiënten met progressieve radiologische of longfunctionele afwijkingen kan aangenomen worden dat er sprake is van inflammatoire activiteit. Bij sarcoïdosepatiënten met onverklaarde persisterende invaliderende symptomen is het echter lastiger om vast te stellen of er nog sprake is van activiteit van de ziekte. Bij dergelijke patiënten hebben klinische, longfunctionele en radiologische bevindingen slechts beperkte waarde bij het vaststellen van inflammatoire activiteit. Het is aangetoond dat de 18F-FDG PET/CT scan een sensitieve techniek is voor het vaststellen van inflammatoire activiteit en de uitgebreidheid van orgaanaantasting bij sarcoïdosepatiënten. Gezien de extra stralenbelasting en de relatief hoge kosten is dit echter geen 1e keuze onderzoekstechniek en zeker niet geschikt voor screening.
Het doel van het in dit proefschrift beschreven onderzoek was het evalueren van de waarde van al deze de beschikbare testen voor het vaststellen van inflammatoire activiteit en de relatie van deze testen met parameters van de ernst van de ziekte in een populatie van sarcoïdosepatiënten met onverklaarde persisterende symptomen. In dit proefschrift wordt beschreven dat het merendeel van de sarcoïdosepatiënten met onverklaarde persisterende symptomen nog inflammatoire activiteit vertoont, met frequent ook extrathoracale lokalisaties. Het gebruik van de PET scan voor het vaststellen van inflammatoire activiteit lijkt met name nuttig te zijn bij sarcoïdosepatiënten met onverklaarde persisterende symptomen en binnen deze groep in het bijzonder bij patiënten zonder verhoogde serologische inflammatoire markers en bij patiënten met fibrotische afwijkingen. Verder wordt een klinische predictieregel beschreven die bruikbaar bleek te zijn voor het identificeren van sarcoïdosepatiënten bij wie de aanwezigheid van inflammatoire activiteit zeer waarschijnlijk was. Het gebruik van deze regel zou dus behulpzaam kunnen zijn bij het identificeren van sarcoïdosepatiënten bij wie het verrichten van een PET scan meerwaarde zou hebben om inflammatoire activiteit vast te stellen. De gevonden resultaten kunnen van klinisch belang zijn door het ondersteunen van een selectiever gebruik van een PET scan voor het vaststellen van inflammatoire activiteit bij sarcoïdose.
Daarnaast kan het gebruik van de PET scan behulpzaam zijn bij het vaststellen van de uitgebreidheid van orgaanaantasting en voor het kiezen van de juiste biopsielokatie om de diagnose te onderbouwen of ter verklaring van (met name extrathoracale) symptomen. Tevens kan het aantonen van extrathoracale laesies van prognostisch belang zijn. Afgezien van de waarde van de PET scan voor therapeutische besluitvorming of follow-up, kan alleen al het vaststellen van somatische afwijkingen zeer waardevol zijn voor patiënten met persisterende symptomen waar eerder geen verklaring voor was. Een verdere standaardisatie van het diagnostisch traject voor het vaststellen van inflammatoire activiteit bij sarcoïdosepatiënten is wenselijk voor klinische doeleinden, maar ook om de kosten beheersbaar te houden.