Epidemiologic and molecular aspects of lung cancer

Samenvatting proefschrift Miep A. van der Drift

Radboud Universiteit Nijmegen, 12 april 2012

Promotor: Prof. Dr. P.N.R. Dekhuijzen
Copromotoren: Dr. F.B.J.M. Thunnissen, Dr. B.E.A. Hol

De diagnose longkanker wordt bij 11.435 patiënten per jaar in Nederland gesteld (6.992 mannen en 4.443 vrouwen) en is de belangrijkste doodsoorzaak door kanker wereldwijd (www.ikcnet.nl). In dit proefschrift wordt een overzicht gegeven van de veranderingen in behandeling en overleving van niet-kleincellig longkanker (NSCLC) en kleincellig longkanker (SCLC) in Nederland in de laatste 20 jaar. Daarnaast is de bijdrage van biomarkers in verschillende lichaamsvloeistoffen in de diagnostiek en prognose van longkanker onderzocht.

Epidemiologie van longkanker

In wetenschappelijke studies is de overleving van longkanker de laatste jaren toegenomen door verbeteringen in de behandeling. Aan deze studies nemen geselecteerde patiënten deel, vaak jonger met een goede performance status. De vraag is in hoeverre deze uitkomsten generaliseerbaar zijn naar de algemene populatie. Uit een analyse van de database van de Nederlandse Kanker Registratie bleek dat het aantal NSCLC patiënten (n = 147.760) behandeld met de huidige standaardbehandeling, zoals beschreven in de Nederlandse richtlijn voor stadiëring en behandeling van NSCLC (2004, www.ikcnet.nl), is toegenomen in de laatste 20 jaar, behalve voor stadium II. Patiënten ≥ 75 jaar, ongeveer 25% van de populatie, kregen in 50% de standaard behandeling vergeleken met patiënten jonger dan 75 jaar. De 5-jaars relatieve overleving van de totale groep NSCLC patiënten steeg van 14.8% tot 17.4% en vooral bij vrouwen (18%), jongere patiënten (18%) en binnen elk stadium, wat verklaard kon worden door zowel veranderingen in behandeling als door een betere stadiëring.

Bij SCLC (n = 34.100 in de database van de Nederlandse Kanker Registratie) nam de proportie behandelde patiënten met limited disease toe en veranderde niet bij  extensive disease tussen 1989 en 2009. De 1-jaars relatieve overleving van patiënten tussen 45-59 jaar verbeterde significant, maar niet voor de andere leeftijdsgroepen.

Concluderend is er voor optimale behandeling van longkanker een betere afstemming tussen wetenschappelijke studies en dagelijkse praktijk nodig, zeker voor de oudere en kwetsbare patiënten.

Biomarker en DNA analyse in lichaamsvloeistoffen bij longkanker

In toenemende mate vindt verfijning van de diagnostiek plaats om de diagnose longkanker makkelijker te kunnen stellen, inclusief analyse van moleculaire markers. Moleculaire analyse in lichaamsvloeistoffen kan vooral van toegevoegde waarde zijn bij patiënten met gevorderd longkanker bij wie vaak cytologisch, maar geen histologisch materiaal beschikbaar is, of bij patiënten met perifere tumoren. Hypermethylering (waarbij tumor suppressor genen worden stil gelegd) en KRAS mutaties zijn aantoonbaar in sputum en bronchiale spoelingen. In niet-diagnostische bronchcoscopiëen van perifere tumoren waren RASSF1A methylering en KRAS mutaties ook aantoonbaar in bronchiale spoelingen zonder tumorcellen. Hypermethylering en KRAS mutaties kunnen op deze wijze de diagnostiek van longkanker sturen.

Extracellulair, of circulerend, DNA komt in aanzienlijk hogere concentraties voor in plasma van (long)kankerpatiënten vergeleken met gezonde controles of patiënten met een goedaardige aandoening. Wij vonden dat een hoge circulerend DNA concentratie in plasma een prognostische factor is voor slechte overleving. Dit kan bijdragen aan het verfijnen van het prognostische en mogelijk ook predictieve profiel van longkankerpatiënten om behandeling op maat beter te kunnen afstemmen. Extracellulair DNA in sputum was niet gerelateerd aan de aanwezigheid van longkanker, maar aan de mate van inflammatie.